dinsdag 28 april 2020

Woensdag 29 april

Goeie morgen allemaal,

hier ben ik weer met jullie taken .
Neem rustig de tijd om eerst goed de klasblog te lezen .

juf Maddy

08.45 - 09.00 :LEZEN VAN DE KLASBLOG

09.00-09.45  :TAAK 1(WISKUNDE of TAAL )

WISKUNDE : Rekensprong C  les 120 p. 78 - 79 OMTREK 

Hoe ga ik te werk ?
1. OMTREK : dat is de buitenste rand van figuren .
a.EERST bekijk je volgend filmpje:
omtrek-en-oppervlakte

Wij leren vandaag enkel over de omtrek , dat is eigenlijk de buitenste rand.

b. Maak nu oefening 1 p. 78 Overtrek de OMTREK van deze figuren in een kleur,       
                                          gebruik je lat waar het kan .

2.  BEREKEN de omtrek van deze figuren : oef 2 p. 78
     = om de omtrek van veelhoeken te weten, maak ik de som van de lengtes van de zijden.

 a.  zie onderstaand filmpje





 b. Oef. 2 p. 78 : Meet elke zijde, noteer de lengte bij elke zijde en tel alle lengtes van de 
                            zijden op.

3. Oef. 3 p .79 Overtrek de omtrek van de letter in een kleur , meet alle zijden, tel de 
                         lengte van de zijden op .

4. Oef. 4 p . 79 Kijk goed naar de tekening en beantwoord de vraag.

5. Op BINGEL staan nog 2 taken klaar over de omtrek.


09.45-10.00 TAFELDICTEE (in een apart schriftje of blaadje, schrijf de oefeningen over)

(verbeter eerst de oefeningen van dinsdag 28 april : 480/189/832/49/120 // 110/250/109/190/ q 2 r 3)

4 x 2 x 60 = .....                            160 : 4 = .....
3 x 313 = ......                               280 : 7 = ....
8 x 50 = ....                                   630 : 6 = .....
10 x 100 = .....                              840 : 10 = ....
9 x 2 x 2 = ......                              24 : 7 = q . r.

10. 00 - 10.30 : PAUZE    (doe wat je leuk of ontspannend vindt : bewegen, een spel spelen...)

10.30 - 11. 15 : TAAK 2 WISKUNDE of TAAL )

TAAL Thema 7 les 4 Zinnen bouwen  Taalboek B p . 24 / Werkschrift B p. 23-24

Zinnen : zinnen afbouwen en zinnen aanvullen.
We leren over zinnen .
Een zin kan kort zijn en toch duidelijk .
Maar soms moeten we meer informatie geven en maken we een zin langer door erbij
te vertellen WAAR het gebeurt , WANNEER het gebeurt .....

Een voorbeeld     :                       
                        Jefke is op bezoek .
 WAAR ?        Jefke is op bezoek bij juffrouw Maddy . 
WANNEER ? Jefke is op bezoek bij juffrouw Maddy op vrijdagavond.
                 of : Op vrijdagavond is Jefke op bezoek  bij  juffrouw Maddy.
                       ( ik kan de woorden dus gerust wisselen van plaats )
                                     
                                     
 Neem  nu je Taalboek B p. 24 
*Lees goed de opdracht !
*Je begint bij de eerste prent , je kijkt goed wat erbij komt en vult je vorige zin aan , enzovoort...
* Je zegt de zinnen luidop , je mag ze ook op een blaadje schrijven maar dat moet niet.

Neem nu je werkschrift B p. 23 
* Oef. 1: zinnen langer maken.
- Kijk naar de tekening en lees de zin , maak ze langer door telkens 1 symbooltje te kiezen.
   (dit hoeft niet of het einde van de zin te zijn , je kan gerust het deeltje midden in de zin  plaatsen)
-  Je zegt de zinnen luidop.
       

   Voorbeeld : Peter eet een boterham.
                      Peter eet elke weekdag een boterham .
                      Tijdens de kerstvakantie eet Peter elke weekdag een boterham .
                       .................................

  Doe dit nu ook met de zin : Mieke leest een boek .

*Oef. 2: zinnen langer maken.
- Maak de zin langer en schrijf hem opnieuw , zodat we weten WAAR en WANNEER ze dat doen.
  Kijk natuurlijk goed naar de tekening !
  Zeg de zin eerst luidop , pas dan schrijf je zin op .
  Heb aandacht voor de hoofdletters en leestekens.

* Oef. 3 p. 24  : Staat er te veel , te weinig of net genoeg informatie in de zin ?
    Zet een kruisje bij het juiste antwoord.

* Oef 4 :  Werkwoorden (herhaling )
    Weet je nog hoe we werkwoorden zoeken in een zin ?
    -> We stellen de ja/nee vraag , het woord dat vooraan komt te staan is het werkwoord.

   Voorbeeld :
   a. Het Elfje rijdt twaalf keer rond de tafel .
       Ja/ nee vraag = Rijdt het Elfje twaalf keer rond de tafel ?
       Werkwoord =   Rijdt 
       In mijn zin zet ik dus een  streepje voor en een streepje na rijdt.
 
      -> Het Elfje /rijdt / twaalf keer rond de tafel.

      Je maakt nu de rest van de oefeningen (b - c- d- e- f- g- h)

* Op BINGEL staat nog een taak klaar over werkwoorden.

* Oef . 5 maak je NIET .

11.15-11.30 : KWARTIERLEZEN  (eigen boek of strip/boek uit de boekenkast op Bingel)


Dit was het voor vandaag !

Op woensdag GEEN vergadering , we horen elkaar morgen (donderdag ) om 13 u



Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Vliegmoment L3 - VREUGDE

 In onze klas zijn er heel wat geluksvogels... We beleven vele blije momenten. Tijdens het vliegmoment presenteerden we heel wat blijmakers.